Veldleeuwerik

Alauda arvensis (lat.)

Ljurk (fries)

Lúrk (bildts)

 
 
Veldleeuwerik
 
 
Kenmerken: Zoals al onze leeuweriken van boven donkerbruin gestreept, onderkant grijswit. Borst met bruine lengtestrepen. Karakteristiek voor de soort is de witte rand om de staart. Lengte (staart inbegrepen) 18 cm.
Habitat: Cultuursteppe, graan- en klavervelden, weilanden. Deels een trekvogel; overwinterd wordt in Zuidwest-Frankrijk.
Voedsel: Zaden van allerlei soorten, insekten, spinnen, wormen, groenvoer. Alles wordt van de grond opgepikt.
Voortplanting: Nest in een kuiltje op de grond, 3-5 eieren. Broedduur 11-14 dagen; na 9-10 dagen verlaten de jongen het nest, pas na 3 weken zijn ze vliegvlug. 2 broedsels per seizoen.
Veldleeuweriken zijn net als de boom- en kuifleeuwerik uitgesproken bodembewoners, maar hun zang laten ze in de lucht horen. De baltsvlucht gaat loodrecht omhoog en gezongen wordt er - in tegenstelling tot de boompieper tijdens het opstijgen:een verbazingwekkende prestatie! Bij de terugkeer naar de aarde zeilt de veldleeuwerik aanvankelijk langzaam omlaag; met gespreide vleugels - doorzingend - vouwt hij op een hoogte van 10-15 m de vleugels half samen en stort pijlsnel de diepte in, om kort voor de grond bereikt is door het uitslaan van de vleugels af te remmen. Verwarring met kuif- en boomleeuwerik is mogelijk; de kuif- en veldleeuwerik zijn in ons land tamelijk talrijke broedvogels, de boomleeuwerik is veel schaarser.