Meerkoet

Fulica atra (lat.)

Markol (fries)

Meerkoet (bildts)

 
 
Meerkoet
 
 
Kenmerken: Een aan het leven in het water en het duiken aangepaste ral; pikzwart met wit voorhoofdsschild en snavel. Kleur van de zwempoten van loodgrijs tot geel. Oog bij jongen bruin, bij oude vogels rood. Kleiner dan wilde eend.
Habitat: Stilstaand en langzaam stromend, voedselrijk water van meer dan 100 m2 oppervlak, met vlakke, begroeide oevers; ook parkvijvers. Bekende wintergast op vijvers en rivieren in de steden.
Voedsel: Planten en dieren aan de oever, op en in het water. Overwegend waterplanten, weekdiertjes en waterinsecten. Hoofdvoedsel op veel plaatsen Dreisse-na polymorpha.
Voortplanting: Seizoenhuwelijk, soms ook langer. Nest in dichte oeverbegroeiing in het water. 5-10 eieren. Broedduur 22-24 dagen. Nestvlieders, die met ca. 8 weken kunnen vliegen; door beide ouders begeleid. Soms 2 broedsels.