Marrum, 2 december 2020    

De 'vuilnisophaler van Het Bildt' ruimt zijn mooie rommel op

De ‘vuilnisophaler van Het Bildt’ ruimt zijn mooie rommel op

Jaren struinde strandjutter Leendert Ferwerda (77) langs de kustlijn van het Noord-Friese Bildt. Nu werd het tijd zijn uitdijende verzameling van de hand te doen.

Foto Harry Cock | Tekst Jurre van den Berg

De opblaaspop die hij even voor een lijk hield, hardhouten dwarsliggers van de oude stormkering, boeien en drijvers, viskisten, helmen, slippers, schoenen, laarzen, een karton wasmiddel (Persil), flessen, pakjes sigaretten, fuiken, netten en touw, eindeloos veel touw.

‘Anderen vinden het waarschijnlijk rommel, maar ik vind het mooi. Want ik heb het zelf gevonden.

Leendert Ferwerda (77) uit het Friese Sint Annaparochie is een strandjutter, een ‘bútsoeker’ zoals ze het in het Bildts zeggen: een buitzoeker. ‘Je zoekt iets, je vindt iets, je neemt het mee en het is van jou. Dat is de eenvoud ervan.’

Jutten, dacht Fewerda met velen, kan alleen op eilanden. Tot hij in het Juttersmuseum op Texel aan de praat raakte met de befaamde strandjutter Cor Ellen. ‘Die zei: ook bij jullie aan de wal spoelt van alles aan. Je moet alleen weten waar en wanneer.’

Niet na hoogwater, maar ervoor, leerde Ferwerda. ’s Nachts of ’s morgens in alle vroegte naar Zwarte Haan, de fiets achterin. En dan de kwelder afstruinen, naar tijdelijke rekwisieten op het lege toneel van de Friese Westhoek.

In 1985 begon hij ermee. In 2005 verhuisde hij zijn vondsten van zijn achtertuin naar deze schuur aan de voet van de Waddendijk. Maar het pand naast de Seedykstertoer is verkocht aan een Rotterdams-Fries stel. Dat wil een galerie met overnachtings-mogelijkheid beginnen.

Zelf zou hij niks van een andere jutter willen. ‘Het gaat vinden, niet om het hebben.’ Maar half december moet de loods leeg zijn. Zaterdag mochten geïnteresseerden jutten in Ferwerda’s erfenis. Hij mocht er een oproep voor doen bij Omrop Fryslân.

Bijna alles ging mee, tot zijn verbazing. Een restaurant uit de omgeving zocht nog zeewaardige aankleding voor de buitenruimte. Enkele particulieren vonden een visnet of boei voor in de tuin. De stichting Surf Art wil van ocean trash armbandjes maken.

Het gejutte werd gejut. De beste container bleek overbodig. Alleen een paar fraaie viskisten en reddingsboeien houdt hij zelf.

Achter elk voorwerp schuilt een verhaal, zegt Ferwerda. Van de paaltjes omvouwen met kentekenplaten waarmee vissers uit Yerseke hun mosselpercelen afbakenen tot het kunstgebit dat zeeziekte verried. Maar meer nog dan hun eigen herkomst vertellen de vondsten het verhaal van de verzamelaar. ‘Ik ben de vuilnisophaler van Het Bildt.’

Meer dan tweehonderd brieven in flessenpost vond hij ook. ‘Bel me’, las hij eens. Hij draaide het nummer. ‘Een hijglijn, een euro per minuut.’ Vaker trof hij een kinderhandschrift in gebrekkig Engels, in de veronderstelling dat de boodschap de oceaan over zou gaan. Altijd schreef hij terug. ‘Ik heb je brief gevonden, helemaal in het verre land Het Bildt.’

De zee blijft lonken

Het bútsoeken stopte in 2007, na een beenbreuk door een val op de dijk. Soms kriebelt het nog. Zoals toen na de containerramp met de MSC Zoe er eindeloos veel goederen aanspoelde op de eilandstranden. ‘Toen dacht ik wel even: was het zeegat tussen Terschelling en Ameland maar wat groter.’

Over de dijk komt hij nog af en toe. Niet meer om te jutten, zeker niet bij nacht en ontij. Maar de zee blijft lonken. ‘Het water en de luchten zijn nooit een uur gelijk. Vroeger gingen we eens op vakantie naar de Veluwe. Hoe lang ik ook bleef kijken: de bomen veranderden nooit.’

Bron: Leeuwarder Courant