Het Bildt, 8 april 2023

Piet, Klaas en Alco zagen hoe zwanebloemen en grutto verdwenen en hoe brandnetels en fazanten kwamen

Piet Hoekstra in zijn land bij Sint Jacobiparochie. Foto: Niels Westra

Wat is natuur eigenlijk? In een serie buigen we ons over die vraag. Drie Bildtse akkerbouwers vertellen over wat zij zien als ze naar hun land kijken. Piet, Klaas en Alco zagen hoe de zwanebloemen, de klaprozen, de grutto en de kievit verdwenen en hoe de brandnetels, de witte reiger, de Turkse tortels en de fazanten kwamen.

Kirsten van Santen

De patrijzen zijn weg. Sinds hoe lang precies weten Piet en Griet Hoekstra niet, maar als ze vanuit hun woonkamer naar het veld dat hen omringt turen - met blote ogen of door de verrekijker - valt het ze op. Nooit meer een patrijs. Dat komt waarschijnlijk doordat de bramenbosjes zijn verdwenen, zegt Piet. Vroeger stond er vaak zo’n bosje middenin het weiland. Patrijzen zijn gek op bramen en wonen onder de struiken. Braambosje weg, betekent patrijzen weg. En waarom zijn de braambosjes weg? De boer-in-ruste zucht en grijnst. Daar is het S-woord weer. Schaalvergroting. En het E-woord. Efficiëntie. Iedere vierkante meter telt.

Saamhorigheid

Zo zit het, volgens Hoekstra. Triest, maar waar. Na de Tweede Wereldoorlog nam de landbouwmechanisatie een vlucht en moesten boeren meer verbouwen, op grotere percelen. Natuurlijk gaan er dan allerhande zaken verloren. Wanneer machines het werk doen, verdwijnt de saamhorigheid van samen op het land werken, het contact met de buren, met loonwerkers, met de jeugd die bij je aan de deur komt om om een zomerbaantje te vragen.

Het is nu stil op de Bildtse gronden, een stuk stiller. "In dartig jaar tiid binne wy deursloegen en nou wille mînsen inenen werom, maar dat lukt niet. Der hewwe je ok weer dartig jaar foor norig."

Piet Hoekstra is 74, zijn vrouw 72 - een leven lang wonen zij al op dit daalders plakje aan de Ouwedyk bij Sint Jacob. Wie bij hen aan de eettafel in de woonkamer zit, kan rondom kijken door de grote ramen. Het uitzicht verveelt nooit, zeggen de twee, het is altijd anders en altijd bijzonder.

Voor Griet op tafel ligt het fotoboek dat zij zelf maakte: Natuur op en om de boerderij , met prachtige beelden van vleermuizen, marters, kiekendieven, een blauwborstje, zwaluwen ("Se komme hest alweer"), reeën, reigers, uitbundige en ingetogen zonsop- en ondergangen.

Het paar is gek op de natuur. Er is niets mooier. "As mîns leve wy dermet", zegt Piet. "En de natuur doet wat-y wil, je kinne soa nou en dan ‘n bitsy bijsture, maar at je tefeul doen, keert-y hur teugen je."

Door de tijd heen kijken

Zijn ogen zijn op leeftijd, maar kijken kan hij nog goed - dwars door de tijd heen. Kijkt hij naar zijn land, dan ziet hij hoe het er nu bij ligt, maar ziet hij vroeger erachter doorschemeren - de tijd van zijn hoit en pake, die met paarden werkten, het samen koffiedrinken ’s middags, de grappen en grollen die er werden gemaakt, de practical jokes.

Hij ziet de lang vervlogen tijden dat er nog veel eenden en waterhoentjes waren, toen het land nog vol lag met slootjes. Opnieuw is-ie daar weer, de schaalvergroting. Slootjes werden gedempt, de percelen groeiden, het slootleven verplaatste zich naar elders.

Het is een fenomeen dat oudere mensen kennen: dat je het landschap met de ogen van nu, maar ook met die van vroeger kan bekijken. Een kwestie van één keer met de ogen knipperen en je reist al door de tijd, naar het landschap van je jeugd, naar het landschap van toen je een jongeman was, een beginnend boer. Waar die loods nu staat, speelde je vroeger als kind. Waar die weg nu loopt, daar lag vroeger een kleine wildernis. Op die hoek van de akker stond een schaduwrijke boom.

Het stemt weemoedig om er op die manier naar te kijken, maar het is niet per se erg. De tijden veranderen nu eenmaal, weten de drie Bilkerts (Alco de Jong, Klaas Oosterbaan en Hoekstra dus), ook zonder toedoen van de mens.

Veel brandnetels

Alco de Jong heeft een fotoalbum op tafel liggen met zomerse beelden van de Pollevaart, de sloot die achter zijn boerderij De Pôllenhoeve (sedert 1736) bij de huidige zeedijk langsloopt. Hij wijst op een fiere paarse bloem die op de slootkant staat. De zwanebloem. Zie je tegenwoordig haast niet meer. Wel veel brandnetels. Geen idee waarom, zegt hij. Ja, jammer, maar het is wat het is, zegt de 59-jarige aardappelboer.

"Der is soafeul dat wy niet wete, soafeul faktoren die’t metspeule." Heel bewust laat hij een kant van de sloot niet hekkelen, zodat er nieuw waterleven kan ontstaan. Hij gaat er zaad van klaproosjes strooien - die groeiden daar vroeger ook. Mooi was dat, die wil hij terug.

Hij vertelt over zijn jeugdjaren, toen ze ’s zomers de slootjes gingen ‘uitbranden’, een paar lucifers, scheut oude olie, een paar oude kranten, en hup, de fik erin. Het riet was je kwijt, net als de onkruidzaden en andere rotzooi. Snel en effectief was het, en de as was hartstikke vruchtbaar.,/p>

Volgens Alco, die als 16-jarige jongen op een boerderij in Iowa woonde tijdens een jaar op een Amerikaanse high school, deden de inheemse stammen op de Great Plains het net zo, vroeger. Maar goed, nu mag het niet meer. Te verontreinigend. Begrijpelijk wel.

Schone zee?

We lopen de dijk op en kijken uit over de kwelder, door mensenhand aangelegd en inmiddels, zoals het heet, teruggegeven aan de natuur. Het is een van de lievelingsplekken van de boer, de plek waar hij als kind liep te bútsoeken (jutten, red.). Tegenwoordig spoelt er minder aan. De zee is schoner geworden, waarschijnlijk.

Vroeger, vertelt hij, was de kwelder heel smal en begonnen al vrij snel de slikvelden, akkers van een meter of 6 breed met geultjes erin en rijshouten dammetjes, bezinkvelden voor het slib en om de 400 meter een afwateringskanaal. Cultuurlandschap, door mensenhanden geschapen.

Wat is ‘echte’ natuur - niemand die het weet, stelt Alco. Hij wijst in de verte, waar Terschelling ligt. Die bossen daar - ook door mensen aangelegd. De eilanden zouden anders niets meer dan grote zandplaten zijn. "Se binne formd deur de mîns."

Het wad dat voor ons in de zon ligt te glanzen en te schitteren, komt ieder jaar zeker een centimeter hoger te liggen, dat ziet Alco voor zijn ogen gebeuren. Erg? Wat is erg? Het is onontkoombaar, er zijn nog maar weinig noordwesterstormen, daar komt het door. En waar dat dan weer door komt? Wie zal het zeggen?

Vroeger zag je hier veel zeeasters, zegt hij, nu vooral ‘prikkelboel’, akkerdistels die

het vee niet lust. Want gemaaid wordt er tegenwoordig niet meer op de kwelder. Het is meer een wildernis geworden, zelfs de ganzen zitten liever op het boerenveld, de kwelder wordt tot zijn spijt niet meer beheerd.

Aantijgingen

Moe wordt De Jong van de aantijgingen die boeren door natuurclubs om de oren geslingerd krijgen. Alsof boeren geen natuurmensen zouden zijn. Integendeel, ze leven bij gratie van de natuur, zorgen ervoor, hoeden de natuur en ja, ze moeten er hun brood verdienen en daartoe moet er wild worden beheerd en gewasbescherming worden gebruikt.

Opnieuw stelt hij de retorische vraag: hoe erg is dat? En hij zegt: er is zoveel aan de hand. Neem de hoeveelheid hormonen die in het oppervlaktewater in de Randstad wordt aangetroffen, de vele drugs- en medicijnresten. Waarom dan alleen maar naar de boerenstand wijzen?

Ja, weidevogels zie je minder, maar een veldleeuwerik komt hij echt nog wel tegen. Het is hetzelfde als wat je altijd vanuit natuurbeschermers hoort over de bodem; die zou zijn doodgespoten. De boer ziet wat anders. " At ik an’t ploegen bin, fliege der dúzzenden feugels achter de trekker an - wat doen dy der dan?"

Blauwmaanzaad en kanariezaad

In Sint Annaparochie woont oud-boer Klaas Oosterbaan met zijn vrouw op de tweede verdieping in een mooi, ruim gelijkvloers appartement. Voor het raam heeft het paar een zitje opgesteld, ze kunnen vanuit hun stoelen prima naar buiten kijken, naar het weer, de weilanden in de verte, auto’s en schoolkinderen op de fiets. Middenin het leven staat Oosterbaan, die dit jaar 82 wordt.

Fit is hij, met felblauwe ogen. Hij is nooit moe en nooit ziek, het gevolg van een leven lang hard werken en vroeg opstaan. Een mooi leven was het, 35 jaar boer aan de Ouwedyk, daarna heel wat van de wereld gezien als agrarisch adviseur. Waar hij begon met 40 hectare, eindigde hij met het dubbele. Aardappelen, suikerbieten en granen, meer niet, de koeien deed hij op een gegeven moment weg, een gemengd bedrijf was niet houdbaar. Zijn pake en hoit hadden een veel diverser bedrijf, die teelden tussen de tien en vijftien gewassen, waaronder ook blauwmaanzaad en kanariezaad. Maar ja, dat kon later niet meer uit.

Het is nu stil op de Bildtse gronden, een stuk stiller.

De consument wil nu eenmaal goedkoop voedsel, dus de boer moet wát, doceert Oosterbaan. Die natuurclubs verlammen het land met hun eisen en wensen. Er moet toch gegeten worden? "’n Boer mot mét de natuur leve, want at-y teugen de natuur weze sou, dan ferliest-y ‘t sels.",

Hij noemt zichzelf een vogel- en een natuurman. Zet hem ergens neer en hij kan het landschap lezen - hij weet precies wat er groeit, hij weet wat er over zijn hoofd vliegt, kent het gedrag van dieren, een grote rijkdom is dat. "Ik hoor alles, ik sien alles. Ik loop d’rin. Ik fyts d’rin. Ik hew d’r myn hele leven in werkt. In de natuur."

BBB gestemd

Ja, de mens duwt de natuur een bepaalde richting op, dat klopt, en er zijn chemische toepassingen, maar dat komt door de vraag naar betaalbare en gezonde producten. Je hoort vaak dat er veel dieren zijn verdwenen, zegt Oosterbaan, maar er zijn ook veel dieren bijgekomen. Hij heeft ze even op een rijtje gezet: witte reigers, fazanten, meerkoeten, futen, waterhoentjes, wilde zwanen, ooievaars, Turkse tortels, ganzen, reeën, vossen. Hier en daar is het ook minder geworden, dat klopt, maar het is een evenwicht. En de scholekster en de kievit zijn er heus nog wel, maar elders.

Hij heeft dit jaar BBB gestemd, een strategische keuze, zegt hij, een trouwe VVD-er. Een steun om via de Eerste, de Tweede Kamer een beetje in het gareel te houden. Want het is echt niet zo dat de natuur kapotgaat door stikstof; het is veel meer een kwestie van dat je tegenwoordig alles kunt meten, tot het allerkleinste ieniemienie-hoeveelheidje.

Met zulke verfijnde onderzoeksmethoden vind je altijd wel wat. Mensen zouden er goed aan doen zich dat eens te realiseren en minder met hun oordelen over de agrarische stand te koop te lopen. "Wy motte d’r wel om dinke, maar soa ekstreem? Nee."

Boeren worden onderhand voor misdadigers versleten en dat doet Oosterbaan zeer, echt heel zeer. Hij was altijd gek op zijn beesten, op wat er groeide en bloeide op zijn land. " Maar wy motte wel re-gu-le-re." Een goudvis in een kommetje, dat vindt hij pas onrecht, of een hondje op een kleine bovenwoning, een hamster in een kooitje. Dáár moeten mensen zich eens rekenschap van geven.

Nog altijd kijkt hij graag buitendijks, naar de kwelders, ook al zijn tot zijn ongenoegen de zomerdijken doorgestoken. Het Bildt is zo nog steeds even mooi, ‘de strakke, haakse verkaveling’ noemt Oosterbaan het bijna liefkozend. "’t Is ‘n gefoel." Hij denkt met weemoed terug aan de tijd dat er verschillende gewassen werden verbouwd zoals koolzaad, erwten, rapenzaad (rapysaad), vlas of witte klaver. Dat was trouwens ook goed voor de bijen. Maar het brengt te weinig op. Het zou mooi zijn als dat nog eens anders werd.

Alco de Jong: 'Der is soafeul dat wy niet wete, soafeul faktoren die’t metspeule.' Foto: Niels Westra

50 tinten groen

Daar komt Piet Hoekstra weer om de hoek kijken, de boer-in-ruste uit Sint Jacobiparochie. Hij deed in 2018 mee met een project omtrent oude gewassen en nog steeds heeft hij een aantal proefvelden waarop hij onder meer zoete grauwe erwten kweekt. Hij tovert een kaart- en kwartetspel tevoorschijn dat in 2018, het Culturele Hoofdstadjaar, verscheen: 50 tinten groen, heet het.

Het is een Bildts gewassen-spel, met op elke speelkaart een foto van een gewas. ‘Maak al spelend kennis met de gewassen die in Noord-Nederland kunnen groeien’, staat er in de spelregels. ‘Als we ons basisvoedsel kiezen uit eigen streek, verkleinen we onze ecologische voetafdruk en dragen we bij aan duurzaamheid. Veel speelplezier toegewenst!’

"Boeren binne natuurliefhewwers bij útstek", stelt ook Hoekstra. En: "Wy staan foor myn gefoel op ‘n keerpunt.’" Met z’n allen welteverstaan, ook de niet-boeren. We moeten minder vliegen, minder autorijden, minder consumeren, weer met tijd en aandacht naar de nabije omgeving kijken, en hard werken, er samen de schouders onder zetten, stelt Hoekstra.

Zijn blauwe ogen vonken in het zonlicht. "Idereen mot ‘n bitsy inlevere. Maar ja, dat wille de mînsen niet." En nog een ding: Den Haag moet ervoor waken dat we niet te veel landbouwgrond inleveren, want die grond hebben we hard nodig, ook voor de handel met het buitenland. "Ans hewwe je hier straks alleen nag maar parkwachters, en nou, dy kosse dus alleen maar geld."

Bron: Leeuwarder Courant