Torenvalk

Falco tinnunculus (lat.)

Reade wikel (fries)

Wikel (bildts)

 
 
Torenvalk
 
 
Kenmerken: Rug roodbruin, vleugels zwartbruin. Lange donkere bakkebaarden. Onderkant leemkleurig met bruine lengtestrepen, poten geel. Bij het vrouwtje zijn de bovenkant van de kop, nek, bakkebaarden en stuit blauwgrijs, net als de staart, die aan het eind een brede zwarte band heeft. De bij het mannetjes grijze delen zijn bij het vrouwtje roodbruin, de staart heeft smalle donkerbruine dwarsbanden. Totaallengte 32-34 cm.
Habitat: Boven open terrein met geen of lage vegetatie: velden, weiden, braakliggend land.
Voedsel: Muizen, vooral veldmuizen; bij gebrek hieraan wordt ook gejaagd op mollen, spitsmuizen, zelden op kleine vogels en insek-ten (noodvoedsel). Torenvalken 'bidden', blijven op één plaats in de lucht staan en speuren vandaar op de grond naar prooi.
Voortplanting: Broeden langs bosranden, in alleenstaande en holle bomen (oude vogelnesten), in kerktorens en nestkasten. Eieren: 4-6. Broedduur 27-31, broedzorg 27-38 dagen.