Scholekster

Haematopus ostralegus (lat.)

Strânljip (fries)

Bonteluw (bildts)

 
 
Scholekster
 
 
Kenmerken: Figuur van kievit maar zwart met wit verenkleed en stevige poten en snavel. In eclipskleed en prachtkleed van eenjarigen dofzwart met witte halsring, grijze snavelpunt en vleeskleurige poten. Ogen na het 3e jaar felrood, voordien bruinig oranje. Jongen hebben geen halsring. Ogen bruin. Snavel donkerbruin.
Habitat: Kusten, laagland bij de kust. Broedvogel op kale en kort begraasde vlaktes bij het water.
Voedsel: Graaft schelpen uit het zachte slik; eet ook slakken, kreeftjes, ringwormen. Kokkels en mossels vormen het hoofdvoedsel. In het binnenland regenwormen, insekten.
Voortplanting: Levenslang, monogaam huwelijk. Geslachtsrijp vanaf 3-5 jaar. Nest een kuiltje op open grond, maar soms ook anders. Broedduur 26-28 dagen. Beide ouders begeleiden de jongen 8-26 weken, afhankelijk van wat ze moeten leren.