Koolmees

Parus major (lat.)

Swartkopke, Blokfink, Blausyske (fries)

Koalmesy (bildts)

 
 
Koolmees
 
 
Kenmerken: De grootte van een mus; gele onderkant door zwarte middenstreep in tweeën. Jongen blauwer met gele wangen. De koolmees is onze grootste, talrijkste en meest welluidende mees die al op mooie winterdagen met zingen begint. De koolmees heeft een heel repertoire van geluiden die makkelijk te verwarren zijn met die van vink, pimpelmees of glanskopmees. Uiterlijk mogelijk te verwarren met zwarte mees (blz. 54). Beide soorten hebben een zwarte kop en keel als wel witte wangen; de zwarte mees heeft echter de typische nekvlek, geen geel en geen zwarte middenstreep op de buik.
Habitat: Loofbossen, gemengde bossen, parken en tuinen; overal waar bomen en nestkasten zijn. Ontbreekt in donker sparrenbos.
Voedsel: Insekten van twijgen en takken, wormen, slakken van de grond, bessen, zaden, vethoudende levensmiddelen.
Voortplanting: In alle mogelijke holten, ook brievenbussen, gieters, tot op 4 m hoogte. Legsel 7-13 eieren. Tijd van broeden 12-16, broedzorg 15-21 dagen. 1-2 broedsels per jaar.