Kluut

Recurvirostra avosetta (lat.)

Klút (fries, bildts)

 
Kluut
 
 
Verspreid over de Wadden, de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden, de IJsselmeerpolders en de zeekust vindt u grote concentraties van deze sierlijke steltlopers. De meeste brengen de winter in het Middellandse Zeegebied in de lagune Merdja Lerga in Marokko door, alsmede rond de zoute zeeën van de Rift Valley in Oost-Afrika, soms in concentraties van 30.000 exemplaren. Een klein aantal overwintert in onze streken (Zeeland). De kluut is nauwelijks te miskennen. Hij heeft een stemmig zwart-wit verenkleed, een dunne, aan het eind omhooggebogen snavel en blauwgrijze poten, die bij het vliegen achter de staart uitsteken. Het lopen geschiedt snel, met elegante passen. Het meest karakteristiek is echter het fourageren. De kluut doet dat in ondiep water met regelmatig maaiende bewegingen van zijn kop, van links naar rechts en terug. Bij het vliegen roept hij vrij duidelijk zijn eigen naam. In alarmtoestand laat hij een fluitend kliep-kliep-kliep horen. Kluten leven in kolonies. Man en vrouw zijn niet van elkaar te onderscheiden, behalve in hun gedrag.