Kleine alk
Alle alle (lat.)
Sérotsje (fries)
Klaine alk (bildts)
Kenmerken: De Kleine alk is klein, ongeveer half zo groot als Papegaaiduiker (lengte:
19-21cm - spanwijdte: 34-38cm), met zeer dikke, korte snavel. Schouderveren met witte randen.
Vlucht licht, vaker van koers veranderend dan andere alken met zeer snelle, snorrende
vleugelslagen (als een mot: individuele vleugelslagen zijn moeilijk te zien). Zwemt hoog op
water met gevouwen vleugels en strekt soms hals, maar ligt tussen duiken zeer laag op het
water, met afhangende vleugels (zie foto).Vliegt makkelijk op, zonder gespetter. Luidruchtig
in kolonies, daarbuiten echter zwijgzaam.
Habitat: De biotoop is van het Arctische soort. Voedsel hoofdzakelijk plankton. Nestelt
in rotsspleten of onder rolstenen. Broedt in enorme kolonies op berghellingen, ook ver van zee.
Tijdens trek en bij voedselzoeken dichter onder kust dan andere alken. Na zware stormen soms
enkele in het binnenland.
Trek: Trekvogel. Overwintert zuidelijk tot de Noordzee.
Aantallen: Voor de Nederlandse kust meest in oktober-februari, soms invasies in najaar.
Opmerking: De Kleine alk wordt in deze omgeving slechts zeer zelden waargenomen. Op
vijftien februari 2003 werd een dood exemplaar op het erf van "Op Halfweg" gevonden. Wellicht
door de sterke storm in de eerste week van februari uit koers geraakt.