Kievit

Vanellus vanellus (lat.)

Ljip (fries)

Kiewyt (bildts)

 
 
Kievit
 
 
Kenmerken: Zwart-witte vogel ter grootte van een duif met brede, ronde vleugels, die aan zijn dartelende baltsvlucht, de verdediging van zijn broedterritorium en het tsjie-wiet-geroep onmiddellijk te herkennen is. De kievit heeft een lange kuif, de donkere veren hebben een metaalachtige, purperen en groene glans.
Habitat: Grote open vlakten, eventueel met weinig of geen vegetatie: weiden, akkers, duinen, braakliggend land. Deels een trekvogel, overwinterend in Zuid-Europa.
Voedsel: Kleine, in de bodem levende dieren, die door kloppen gelokt en dan uit de grond geboord of gepikt worden.
Voortplanting: Het mannetje "draait" een kuiltje in de bodem, waarin het vrouwtje nestmateriaal en 4 eieren deponeert. Broedduur 26-29 dagen. De jongen zijn nestvlieders, maar pas na 30-42 dagen vliegvlug. Van de vele waadvogels broedt de kievit verreweg het vaakst in het binnenland; hij valt de leek ook het meest op. Behalve bij de baltsvlucht toont hij zijn vliegkunst het best zodra een mogelijke vijand in de buurt van het nest komt. Hij is dan agressief tegen mensen, honden en vossen en zelfs tegen vogels die hem verre de baas zijn. Helpt dit niet, dan neemt hij, net als sommige andere op de grond broedende vogels, zijn toevlucht tot afleidingsmanoeuvres, doet alsof hij een lamme vleugel heeft en 'verleidt' de vijand hem te volgen - waarbij hij deze meteen van het nest wegleidt.