Fuut

Podiceos cristatus (lat.)

Hjerringslynder (fries)

Dúkker, fút (bildts)

 
 
Fuut
 
 
Kenmerken: De fuut is de meest algemene van de in Midden-Europa levende duikers. Ze leven allemaal op en in het water en zijn door hun torpedovormige lichaam, de ver naar achter geplaatste roeipoten, spitse snavel en zeer korte staart bijzonder goed aan hun levenswijze, de onderwaterjacht, aangepast. In het broedkleed makkelijk te herkennen aan de roodbruin-zwarte halskraag. Verder hebben zowel mannetjes als vrouwtjes in die tijd een zwarte, tweepuntige kuif.
Habitat: Op grote stilstaande watervlakten. Bij de trek en in de winter ook aan de kust en op stromend water.
Voedsel: In hoofdzaak vis, waterinsecten, kreeften, kikkervisjes.
Voortplanting: Nestelt langs de waterkant, bij voorkeur tussen lisdodden; drijvend nest. Er zijn meestal 4 eieren. Broedduur 25-29 dagen. De nestvliedende jongen worden door de ouders 10-11 weken begeleid. De ouders verdelen de jongen onder elkaar.
Futen hebben een kenmerkend baltsgedrag met een heel speciaal ceremonieel dat tot paarvorming leidt.