Bruine kiekendief

Circus aeruginosus (lat.)

Hoanskrobber (fries)

Brúnne kikendief (bildts)

 
 
Bruine kiekendief
 
 
De bruine kiekendief komt voor in rietvelden aan de oevers van meren, rivieren en moerassen, maar ook in drassige weilanden en vochtige duinvalleien. Daar kan hij goed prooien zoeken. Hij eet voornamelijk watervogels tot een grootte van meerkoeten, ratten, muizen, (jonge) konijnen, vissen en kikkers. Een eitje zo nu en dan gaat er ook wel in.

De bruine kiekendief is zo groot als een buizerd, maar heeft langere en smallere vleugels. Het mannetje is van boven donkerbruin. Hij heeft grijze vleugels met zwarte punten. De staart is lichtgrijs van kleur. Het vrouwtje is grijsbruin tot donkerbruin.
De vogel zweeft meestal in schommelende vlucht met V-vormige vleugels, laag boven de grond op zoek naar een prooi. Soms dwingt hij watervogels zo vaak onder te duiken dat ze uitgeput raken. Daarna kan hij met zijn lange poten eenvoudig de prooi grijpen. De vogel kan ook bidden (tegen de wind in 'stilstaand' vliegen).
Begin augustus begint de trek naar zuid-Europa en Afrika. De vogels keren vanaf eind maart weer terug naar hun broedgebieden. In de Flevopolders en Zuid-west Nederland blijven ook enkele tientallen bruine kiekendieven overwinteren.
In de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw ging het erg slecht met alle roofvogels, en dus ook met de bruine kiekendief. De vogel kreeg veel giftige stoffen binnen die toen in de landbouw gebruikt werden in bestrijdingsmiddelen. Deze giftige stoffen veroorzaakten grote sterfte onder de kuikens. In diezelfde tijd werden veel natuurgebieden ontgonnen voor landbouw. Hierdoor gingen veel broedgebieden van de bruine kiekendief verloren. De sterke jacht op kiekendieven droeg ook bij aan de teruggang van de vogel.
Toen Zuidelijk Flevoland en het Lauwersmeergebied drooggelegd werden, ontstonden daar enorme rietvelden: het ideale broedterrein voor bruine kiekendieven. Tegelijkertijd werden veel giftige bestrijdingsmiddelen verboden. Het herstel van de stand kon beginnen. In 1998 broedden ongeveer duizend broedparen in Nederland, waarvan 30 op Texel. De aanwezigheid van geschikte nestplaatsen is nu de beperkende factor geworden voor meer broedparen. Door het broedsucces hier is Nederland een belangrijk gebied voor het voortbestaan van de soort. Daarom is de soort opgenomen in de bijlage van de Vogelrichtlijn van de EU. Nederland moet extra beschermde gebieden voor de soort instellen.