Groot koolwitje
 
 

Groot koolwitje

Pieris brassicae

familie:

Kenmerken: Een vrij grote vlinder met witte grondkleur en zwarte vleugeltippen. De vrouwtjes hebben bovendien nog twee vlekken op het voorste vleugelpaar. Spanwijdte 60-70 mm.
Habitat: Wijd verbreid en meestal goed vertegenwoordigd in het open veld. De vlinders vliegen in 2-3 generaties van IV-IX.
Voedsel: De vlinders bezoeken bloemen, de rupsen huizen vooral op verbouwde schermbloemigen (koolsoorten) en kunnen kwekers veel last bezorgen.
Ontwikkeling en gedrag: De in het voorjaar ontpopte vlinders zoeken wilde soorten Cruciferae op. Het aantal in de zomer uit de pop gekropen dieren is aanmerkelijk groter; zij zetten hun eieren bij voorkeur aan de onderkant van koolbladen af, dwalen daarbij onrustig rond en trekken dikwijls in grote scharen van het ene veld naar het andere. De poppen van de tweede generatie overwinteren, spinnen zich vaak in tegen huismuren. Ze hebben nogal eens last van parasieten, waarvan de kleine gele spinsels ten onrechte voor 'rupseëieren' worden aangezien.