Leeuwarden, 31 oktober 2009

    

'Waddenzee mooier dan pootaardappelen'

Paarden op een dobbe in het overstroomde buitendijkse land maakten het Noarderleech wereldberoemd.

Zelden zal de strijd tussen landbouw en natuur heviger hebben gewoed dan in de bedijkingsplannen voor de Friese kust. De kwestie, die pas twintig jaar geleden definitief tot een einde kwam, wordt uitvoerig beschreven in het vandaag verschenen boek 'Van keeg en leeg'.

Door Halbe Hettema

Een zware storm woedde op 18 september 1914 in het waddengebied. Het Noorderleegs Buitenveld stond binnen een uur onder water. Het vee verzamelde zich op de zomerdijken. De schapen trokken naar de middelste dobbe. Toen uiteindelijk de schade kon worden opgenomen, bleek dat slechts een schaap verdronken was. Een ander dier had een poot gebroken.

Al 25 jaar eerder, bijna tien jaar voor de aanleg van de eerste zomerkades, klaagden huurders van het buitendijkse land over het feit dat het 'leeg' zo snel onder water kwam te staan. Vee moest dan heel snel naar de zeedijk worden gedreven, waar de dieren massaal bijeenhokten. Ze hadden er amper ruimte.

De geschiedenis herhaalt zich. Waar eigenaar It Fryske Gea en de pachters tegenwoordig met regelmaat geconfronteerd worden met de zee die bij storm de grazende schapen en paarden in het buitendijkse land bedreigt, gebeurde dat meer dan een eeuw geleden ook al.

Sociaal geograaf Meindert Schroor uit Leeuwarden tekende de geschiedenis op van het Noorderleegs Buitenveld. In het boek 'Van keeg en leeg', dat vandaag wordt gepresenteerd, beschrijft hij het werk van de oorspronkelijke bedijkers, de landaanwinning en de exploitatie daarvan. Uiteindelijk is het buitendijkse gebied door It Fryske Gea in 1996 overgenomen van Noorderleegs Buitenveld CV. Van zomerpolder is weer kwelder gemaakt. Dat mag een revolutionaire ontwikkeling heten, gezien de historie van de landaanwinning zoals Schroor die beschrijft.

Het had zelfs niet veel gescheeld of er was een dam aangelegd tussen de Friese vaste wal en Ameland. De aanleg daarvan was in 1871 voor het eerst aan de orde. Het was dat zware stormen grote gaten sloegen in het bouwwerk, anders had de dam voor een heel ander waddengebied gezorgd.

Een tweede poging strandde nog maar 35 jaar geleden. In 1964 kwamen gedeputeerde staten zelfs met plannen voor twee dammen naar het eiland, ten behoeve van de veiligheid en voor de landaanwinning. De staatscommissie Mazure maakte in 1974 korte metten met deze ideeën.

Wat bleef, is de Waddenvereniging. Die werd opgericht in 1965, als reactie om de inpolderingplannen. Het was toch al de tijd dat er een omslag kwam in het denken over het ecologisch belang van de Waddenzee, schrijft Schroor.

Daar zal het ook aan te danken zijn geweest dat de zomerpolders uiteindelijk niet zijn bedijkt. De felle strijd tussen landbouw en natuur over het buitendijkse land heeft tot procedures geleid die uiteindelijk veertien jaar in beslag namen.

Het zal de oudere bewoners van de streek nog helder voor ogen staan. A of D. Alles in het kustgebied stond al die jaren in het teken van die twee letters. Plan D behelsde kort gezegd bedijking van 3854 hectare buitendijkse grond. De pootaardappelenteelt zou er een geweldige opsteker van krijgen.

Recht daar tegenover stonden de aanhangers van Plan A, met het verhogen van de bestaande dijk de meest bescheiden ingreep. De provincie koos de zijde van de boeren. Meer dan 48.000 bezwaarschriften volgden. Het was premier Dries van Agt die in 1979 de historische woorden sprak: "Pootaardappelen zijn mooi, maar de Waddenzee is mooier." Het kabinet liet het natuurbelang prevaleren.

En nog was het plan niet helemaal van de baan. De provincie kwam met het idee van beperkte inpoldering. In 1982 werd een concessieaanvraag voor dit Plan C ingediend, in 1984 gevolgd door Plan B voor het inpolderen van 900 hectare. Daar verleende het rijk toestemming voor, maar uiteindelijk was het de Raad van State die in 1988 met de definitieve uitspraak kwam. De inpoldering was voorgoed van de baan, de natuur had de strijd gewonnen.

Bron: Leeuwarder Courant