Nieuwebildtzijl, 9 augustus 2008
Jonge kwelderrijkdomIn 2001 werden in het Noord-Friese buitendijkse land zomerdijken doorgestoken. Het zeewater kreeg vrij spel, bij wijze van proef. Er zou een nieuwe kwelder moeten ontstaan. Zes jaar later blijkt dat de plannenmakers in hun opzet zijn geslaagd. Door Halbe Hettema Twee uur in de middag. Het is hoog water op het Wad, de lucht is helder. Het zijn uitgelezen omstandigheden voor een bezoek aan het kwelderproject in het buitendijkse gebied Noarderleech. Bij wijze van welkom komt een vlucht van honderden wulpen omhoog. Het maakt Albert Ferwerda, opzichter van It Fryske Gea, bijkans lyrisch. "Hoe faak ik hjir ek kom, ik reitsje hjir altyd wer fan ûnder de yndruk." Ferwerda heeft het buitendijkse natuurterrein langs de waddenkust als werkgebied. Het uitgestrekte land van zomerpolders, kwelders en land-aanwinningswerken. Dit bezit van It Fryske Gea geniet nationale bekendheid. Niet in de laatste plaats door het paar-dendrama van een kleine twee jaar geleden, maar zeker ook om de proefverkweldering van 135 hectare. Zeven jaar na het doorsteken van zomerdijken trekken de bij het project betrokken partijen een positieve conclusie: de proef is geslaagd. Er ontwikkelt zich sneller dan de plannenmakers durfden dromen een prachtige vastelandskwelder met de kenmerkende beplanting. De vogelbevolking reageert goed en binnendijks, op het land van boeren, is de overlast van grazende ganzen niet toegenomen. Voorbij het overgebleven deel van de zomerpolder, aan de rand van de nieuwe kwelder, gaat Ferwerda even door de knieën. Hij wijst aan en somt op: kweldergras,, zilte schijnspurrie, schorrekruid, zeeaster, zeekraal, spiesmelde, zeeweegbree, zeealsem, melk-kruid. Allemaal typische kwelderplanten, bij elkaar op nog geen halve vierkante meter. Hij kijkt voor zich uit, naar de hoogbegroeide en veelkleurige vlakte. "Wat in rykdom." Zeven jaar geleden was het kenmerkende van dit landschap het monotone, egale Engelse raaigras. Ferwerda: "Dat it hjir sa hurd feroare is, der kinst dy hast gjin foarstelling fan meitsje." Onderzoekers houden het bij. De jaarlijkse opslibbing varieert van 0,3 millimeter in hoge delen tot 36,7 millimeter in lage stukken. Het oorspronkelijke kweldersysteem functioneert. Doordat de zee na het doorsteken van zomerdijken vrij spel heeft, dringt af en toe het water binnen. Kleine slib-deeltjes worden meegevoerd. Als het water terugvloeit, blijft het slib achter in de begroeiing. |
De score van plaatselijk meer dan drieënhalve centimeter per jaar overtreft de stoutste verwachtingen. Het gebied is hard op weg zich te ontwikkelen tot een stabiele beweidbare kwelder. Nu al loopt er vee van pachters rond. Zij doen beheerswerk door te grazen. Samen met de ganzen en de hazen zorgen zij voor verscheidenheid in de begroeiing. Ze voorkomen dat er een monotoon beeld van zeekweek ontstaat. Door het opslibben van de kwelder ontstaat aan de zeekant van de deltadijk een extra buffer. In tijden van zeespiegelrijzing en bodemdaling is dat een veilig idee. Maar het is niet de enige waarde van het project, stelt Ferwerda. In het waddenmilieu zijn vastelandskwelders schaars geworden. De keuze is gemaakt voor uitbreiding van dit landschapstype. De logische consequentie is wel dat er een flinke lap zomerpolder sneuvelt. Voor vogels blijft het gebied een paradijs, zo blijkt uit inventarisatie. Ganzen, die hier in de winter met tienduizenden tegelijk bivakkeren, steken niet meer dan voorheen de deltadijk over naar het land van de boeren. Ferwerda: "Dat ha wy tasein. Dat wy goeie omstannichheden hanthavenje sille foar de guozzen. Dy binne ús hjir hiel wat wurdich." In deze tijd van het jaar is buitendijks ook al de trek van noordelijke vogels waar te nemen. De eerste noordse slechtvalken hebben zich laten zien. Ferwerda wijst op een regenwulp die op een kade zit. Tijdens de wandeling merkt hij meer vogels op: witgatje, oeverloper, watersnip. De broedvogelbevolking lijkt door de verkweldering amper te zijn veranderd, zo melden onderzoekers. Met als opmerkelijk verschijnsel dat de veldleeuwerik aan een opmars bezig is. Juist ja, de veldleeuwerik. Ferwerda: "En dat is no krekt in fûgel dy't it oars oeral allinnich mar minder docht." Bron: Leeuwarder Courant |