Nieuwebildtzijl, 11 februari 2011

Op zoek naar eerherstel

Maaike Koning: 'Mijn pake wist van niks, hij kon niet meer terug.' Foto LC/ANKE BRUIN (gescand)LIEKE VAN DEN KROMMENACKER


Hij werd in de oorlog opgepakt om een futiliteit en overleed in 1943 in kamp Vught na zware mishandeling. Hendrik Koning uit Nieuwebildtzijl werd als oorlogsslachtoffer nooit erkend. "Het is een verhaal dat nooit mag worden vergeten."

Het is een schaap dat Hendrik Koning in Kamp Vught doet belanden, het concentratiekamp waar de Bildtse kustvisser en landarbeider op 18 februari 1943 - ruim een maand na zijn aankomst - levenloos in zijn barak wordt gevonden door zijn zoon Cornelis (23). Hendrik blijkt te zijn doodgeslagen door de SS, omdat hij weigerde te verraden van welke gulle gever hij wat eten toegestopt had gekregen. "Het bloed zat een centimeter dik rond zijn mond", zou Cornelis later verklaren.

Gestolen schaap

We schrijven 14 november 1942 als Cornelis en zijn maat Johannes de Vries Hendrik de schrik van zijn leven bezorgen als ze plotseling thuiskomen met een schaap. Gekocht op de Leeuwarder veemarkt, beweren de jongens, die met de buit hun in armoede levende families willen helpen de oorlogswinter door te komen. Maar Cornelis' vader weet wel beter. Het beest is gestolen van het Waterschap de Bildtpollen in Het Bildt. Wat Hendrik ook weet, is dat de Rijkspolitie - onder leiding van de Duitse bezetter - weinig genade zal kennen als de diefstal uitkomt. Er zit maar één ding op: het schaap slachten.

18 februari 1943

Een dag later gebeurt het onvermijdelijke. Veldwachter Enne Osinga, lid van de fascistische vakbond de Kameraadschapsbond, arresteert het tweetal. Ook Johannes wordt ingerekend. Gedrieën belanden de mannen via de gevangenis in Leeuwarden in het beruchte 'Oranjehotel' in Scheveningen en weer later in Vught. Onder erbarmelijke omstandigheden worden ze gedwongen het kamp, dat dan nog moet worden voltooid, mee af te bouwen. "Ze waren bij de eerste groep gevangenen die Vught binnenkwam", vertelt Maaike Koning, dochter van Cornelis en kleindochter van Hendrik. Van het drietal heeft haar vader het kamp als enige overleefd. In 1958 verhuisde Cornelis met zijn gezin naar Vlieland. Zelden liet hij wat los over zijn tijd in Vught. Heel soms kwam het er van, 's avonds bij een borreltje.

Hoewel Maaike haar grootvader nooit heeft gekend - ze werd geboren in 1944 - laat het verhaal van zijn onrechtvaardige dood haar maar niet los. Dat komt vooral door het naoorlogse onderzoek, dat burgemeester Jacob Klok van Het Bildt, in opdracht van de Oorlogsgravenstichting tien jaar na dato liet uitvoeren.

Geschiedenis

Peter de Hoo uit Leeuwarden kent Maaike van zijn tijd als oud-gemeenteambtenaar op Vlieland, waar ze zich samen sterk maakten voor de asielopvang op het eiland. De Hoo heeft Maaike geholpen de geschiedenis over haar pake te ontrafelen.

Enne Osinga, die inmiddels Opperwachtmeester bij de politie was geworden, rapporteerde Klok over de gedragingen van Hendrik tijdens de oorlog.

Osinga's conclusie: Hendrik Koning was politiek onbetrouwbaar omdat hij de door hem gevangen vis verkocht aan Duitse militairen. Osinga voegde eraan toe dat zijn veertienjarige dochter de militairen ook meermalen bezocht in hun verblijf om vis te verkopen. Tevens kwam Hendriks arrestatie aan de orde, volgens Osinga vanwege het "frauduleus slachten van een schaap".

Volstrekt willekeurige en irrelevante informatie, denkt De Hoo. Ook voor Maaike Koning is de uitkomst van het onderzoek nauwelijks te geloven. "Tien jaar na zijn overlijden vraagt de stichting zich nog af wat voor man mijn pake is geweest. Nooit erkend als oorlogsslachtoffer, maar wel omschreven als iemand die twee jongens heeft aangezet om een schaap te stelen. Mijn pake wist van niks, hij kon niet meer terug."

Koning: "En natuurlijk verkocht hij aan de Duitsers. Hij moest wel, kon zich niet de luxe veroorloven, dat niet te doen. Wat me nog het meest verdriet doet is het stuk over zijn dochter, mijn tante Maaike. De indruk wordt gewekt dat zij zich als een soort Mata Hari zou hebben gedragen. Ze was nog een kind."

"Nooit erkend als
slachtoffer van de oorlog"

Pas in december 1943 ontvangt de familie Koning een officiële overlijdensakte. Nooit zag het gezin Hendriks lichaam, noch kreeg hij een graf. Op de lijst van oorlogsslachtoffers in Kamp Vught is zijn naam nimmer verschenen. Wat Osinga in zijn onderzoek heeft geschreven, heeft de doorslag gegeven Hendrik Koning niet als oorlogsslachtoffer te erkennen.

Oorlogsslachtoffer

Namens Maaike Koning nam De Hoo contact op met de Oorlogsgra-venstichting en zette het hele verhaal voor hen op papier. Vorige week ontving hij een brief terug. Daarin staat dat Hendrik niet als oorlogsslachtoffer kan worden aangemerkt vanwege de statuten van de stichting. Deze kennen slechts een beperkte uitleg van het begrip oorlogsslachtoffer, waarbij de handeling van een persoon centraal staat en niet zozeer wat hem of haar is overkomen.

"Na de oorlog hebben we navraag gedaan door middel van antecedentenonderzoek", zegt Johan Teeuwisse, hoofd archief & necrologie bij de Oorlogsgravenstichting. "Daar kwamen negatieve dingen uit over de heer Koning. Daarom kunnen we hem niet aanmerken als oorlogsslachtoffer in de zin van onze statuten."

Opmerkelijk, vindt De Hoo. Want hoewel ook Johannes de Vries destijds betrokken was bij de schapendiefstal, staat zijn naam wel op de lijst van omgekomen personen in Vught. "Dat delict zou dus geen belastende factor moeten zijn, evenmin als de andere bevindingen van agent Osinga, wiens betrokkenheid duidelijk niet onpartijdig is."

De Oorlogsgravenstichting heeft inmiddels toegezegd zich nogmaals tot gemeente Het Bildt te zullen wenden om na te gaan of de stukken uit de oorlog, zoals de veroordeling van de mannen en aantekeningen van agent Osinga, nog beschikbaar zijn.

Teeuwisse: „De integriteit van de politieman, Osinga dus, is hier ook in het geding. We willen weten wat de lokale autoriteiten daarvan vinden." Maaike Koning is blij dat er opnieuw naar de kwestie wordt gekeken. "Hopelijk loopt het goed af en staat mijn pake's naam straks ook op de glazen wand in Vught."

Bron: Leeuwarder Courant