Leeuwarden, 16 maart 2010

De zwarte gasfabriek

Annie Stellingwerf en Simon Brouwer met foto's van de gasfabriek en hun vader Sjoerd Brouwer. Foto LC/Catrinus van der Veen De sanering van de Súdder- en Noorderfaart roept bij Stannebuurtsters herinneringen op aan de oude gasfabriek. Annie Stellingwerf en haar broer Simon Brouwer weten nog heel goed hoe het vroeger was. Zij woonden op het fabrieksterrein.

Door Pier Abe Santema

Hun vader, Sjoerd Brouwer, was chef-fitter bij de gasfabriek in Sint Annaparochie. Hij woonde daarom met zijn gezin in de bedrijfswoning, pal naast de fabriek aan de Warmoesstraat. Annie Stellingwerf (65) uit Ried en haar broer Simon Brouwer (71) uit Sonnega bewaren warme herinneringen aan die tijd. "D'r waar altyd wat te beleven op 'e febryk", vertelt Stellingwerf.

De gasfabriek was zeven dagen per week dag en nacht in bedrijf. Niet alleen kookte men op gas, ook de lampen brandden er in veel huizen op. De fabriek hield de lichten aan in Sint Annaparochie, Sint Jacobiparochie en Vrouwenparochie.

De gasproductie kostte heel wat noeste arbeid. Per kruiwagen gingen scheepsladingen van 80 ton kolen het gebouw in. "Binnen mosten se seuven meter over 'n plank omhoog, soa hoog waar dy bult", vertelt Brouwer. Over één schip deden ze de hele dag. Er ging natuurlijk wel eens een ladinkje de Súdderfaart in, herinnert hij zich. Een parlevinker viste dat weer op.

De kolen werden met stalen bakken aan kettingen de ovens in gebracht. De temperatuur kon wel 2000 graden Celsius worden, "'t Waar der soa lekker wêrm, dat plisymannen in 'e winter bij ons stonnen te skúllen", vertelt Stellingwerf.

Het gas dat door het vuur uit de kolen kwam, werd afgevangen en via een leiding naar een zogeheten gashouder gestuurd. De fabriek

had twee gashouders, opslagtanks van 600 kubieke meter in 8 meter hoge bakken, tot aan de randen gevuld met water. Vandaar uit ging het gas via de leidingen naar de klanten.

De verbranding van steenkool leverde ook restproducten op. Van de verbrande kolen werden cokes gemaakt, die weer werden verkocht. Ook voor de teer, ammoniak en het grafiet waren afnemers. Het grafiet ging naar Bruynzeel, die er potloden van maakte. Waar de teer en de ammoniak heen gingen, weten Stellingwerf en Brouwer niet.

Deze gevaarlijke stoffen lagen openlijk in het zuiveringslokaal. De kinderen mochten niet in de walmende teerbak komen, maar ze roerden er stiekem wel in met stokjes, vertelt Stellingwerf.

Achterôf waar 't heel min foor de gesondens", zegt ze. "'t Waar een bult fergif." Maar daar stond in die tijd niemand bij stil. Het hele erf was zwart en het spul drong ook hun huis binnen. ,"At ôns mem de fînsterbank ôfstofte, waar 't allegaar swart stof." Via een buis liepen allerlei afvalstoffen de Südderfaart in. Dat was overal zo. De enige veiligheidsmaatregel was een jaarlijkse medische controle voor de negen medewerkers en het gezin Brouwer, waarbij vooral de longen bekeken werden.

De fabriek werd dan ook niet gezien als vervuiler, maar speelde juist een centrale rol in de gemeenschap. "Bilkerts waren groats op 'e febryk", vertelt Brouwer. "D'r waar 'n gasfebryk, 'n flasfebryk en 'n jamfebryk. Dat leverde bedrivighyd op." Mensen kochten er gasmuntjes, die ze thuis in de meter gooiden voor een kuub gas. Er was altijd aanloop, "'t Waar gemoedlik, betaalbaar en oversichtelik", zegt Stellingwerf.

Tot 1954 was de fabriek als steenkolengasfabriek in bedrijf. Het voormalige fabrieksterrein werd in 2002 al gesaneerd, en natuurlijk moet nu ook de waterbodem schoongemaakt worden, maar de fabriek heeft Het Bildt ook veel goeds gebracht, stelt Brouwer. "De gemeente het der bêst an ferdiend. Fooral doe't 't aardgas fan dêr út distribueerd worde." Als van de winst een spaarpotje was gemaakt, hadden de saneringskosten van €330.000 daarvan makkelijk betaald kunnen worden. "Maar dat wist de gemeente doe ok nog niet."

Bron: Leeuwarder Courant