Sint Jacobiparochie, 28 juni 2010

Vaarwel, klein theater aan de dijk

Leopold Wijdeveld voelt zich als een circusdirecteur zonder circus: leeg. Foto: LC/Catrinus van der Veen De veertig theaterstoelen heeft hij al weggehaald. Hij kon het niet aanzien - het rode pluche dat er zo verlaten bij stond. Leopold Wijdeveld, directeur van een van de kleinste theaters van Nederland, moet ermee stoppen. Vanwege elf parkeerplaatsen.

Door Kirsten van Zanten

'Dool niet maar vind', schreef Sido Martens in de hoes van zijn plaat Zilverziel die hij aan Leopold Wijdeveld schonk. Een vergeefse kreet, want Wijdevelds minitheatertje genaamd De Dolende Ridder, gaat dicht. Of eigenlijk: het is al dicht. Potdicht. En de directeur is diepbedroefd. "Ik ben al lang niet boos meer. Ik ben verbijsterd."

Het was zo'n mooie locatie: aan de Oudebildtdijk, midden tussen de aardappelvelden en met in de verte lege luchten boven de Waddenzee. Het theater, waar zo'n een keer per maand een concert plaatsvond, was een aanwinst voor de gemeente Het Bildt, zo vond menigeen toen Wijdeveld zijn woonhuis cq. atelier (hij is ook beeldend kunstenaar) anderhalf jaar geleden tot professioneel aandoend vestzaktheater omtoverde. Niet om winst te maken, niet om bekend mee te worden - nee, gewoon voor de lol.

Het zaaltje was minuscuul: een klein podium, zware gordijnen, een Perzisch tapijt op de vloer. Het ademde een jaren dertig sfeertje. Wie er als bezoeker kwam, werd hoffelijk ontvangen, kreeg een entreekaartje en werd naar zijn plaats begeleid. Lenny Kuhr gaf er onlangs een solo-optreden. En ook Sido Martens, Elly en Rikkert, en Linde Nijland traden er op. Wijdeveld was nog in gesprek met Frank Kraaijeveld van de Bintangs, Circus Custers en Rob Crispijn toen het doek voor De Dolende Ridder viel.

De gemeente, die het theater aanvankelijk nog gunstig gezind leek, gooide roet in het eten. Begin dit jaar ontving Wijdeveld een 'ernstige, lange brief' over de parkeerproblematiek rondom De Dolende Ridder. Er was al eens een autospiegel gesneuveld, van een auto die in de berm stond. De dijk is nu eenmaal smal. Dat had de gemeenteraad verontrust, maar men gaf de kunstenaar aanvankelijk het signaal dat De Dolende Ridder moest blijven.

Maar nu was het menens. Wijdeveld moest elf parkeerplaatsen op zijn eigen grond realiseren. "De sfeer was ineens omgeslagen", roept hij uit en wijst om zich heen, naar het kleine tuintje rondom zijn huis. "Waar moeten die parkeerplaatsen dan komen?!"

Al zijn alternatieve plannen mislukten. Een paar groentegels - "Ik wilde die wel zelf betalen van een klein hypotheekje op mijn huis, dat kon best" - op een braakliggend terreintje van het Wetterskip: kon niet. Want het waterschap wilde niet meewerken. "En ik speelde met het idee om me te profileren als eerste theater van Nederland waar je alleen maar met de fiets kan komen, of om een pendelbus tussen De Dolende Ridder en Sint Jacobiparochie te laten rijden." Schouderophalend: "Maar ach, dat zijn natuurlijk geen oplossingen."

Boeren uit de omgeving boden hun erven als parkeerplaats aan, maar voor die sympathieke oplossing is Wijdeveld te principieel: hij wil volledig groen licht, en anders scheidt hij ermee uit. Zo ben ik", zegt hij, terwijl hij wanhopig door zijn haren woelt. Het gaat hem echt aan het hart, dat zie je.

Hij voelt zich als een circusdirecteur zonder circus: ontredderd en leeg. Eind mei was het laatste optreden. Een paar dagen keek hij tegen de veertig lege theaterstoelen, ooit aangeschaft met een subsidietje van € 500 van de gemeente, aan. "Het klinkt misschien gek hoor, maar het deed echt zeer dat ik moest stoppen. Pijn! Hier!" Wijdeveld slaat met een vuist op zijn borstkas. "Ik heb de stoelen opgestapeld en kijk, daar staan ze, in mijn schuur. Ik moet rust hebben in mijn hoofd."

Het lijkt nu dus echt voorbij met De Dolende Ridder. "Ik stop ermee. Echt. Of er moet morgen een auto voorrijden die 20 meter parkeerstrook aan komt leggen. Eerst zien en dan geloven."

Het ergste van de hele geschiedenis is dat iets kleins, iets positiefs zo bruut de kop wordt ingedrukt, vindt Wijdeveld. Dat kan hij moeilijk verkroppen. "Kijk, ik ben 55 - ik heb in Amsterdam het staartje van de jaren zestig meegemaakt. Ik heb nogal een love&peace-gevoel in me: ik ga niet voor het grote geld, maar voor schoonheid. Het is teleurstellend om te merken dat anderen dit niet waarderen."

Helemaal opgeven doet Wijdeveld echter niet. Hij is vastberaden om zich in te blijven zetten voor het Nederlandstalige chanson, voor niet-commerciële, kwalitatief hoogstaande muziek. "Die artiesten kunnen een steuntje in de rug gebruiken. Als het niet met een theater lukt, dan zoek ik een andere manier. Ik heb in ieder geval een positief ding aan dit avontuur overgehouden: mijn muzikantenbloed is weer gaan borrelen."

>> www.leopoldwijdeveld.nl
>> www.theaterdedolende-ridder.nl

 
Bron: Leeuwarder Courant (25 juni 2010)